Home
Sloop de bajes!




SPUUG ZAT!

"Ik zelf ben weer vrij na deze confrontatie met de uitvoerders van die macht, maar zij daarbinnen, zij ontsnappen nooit daaraan."


Kamp Zeist, 15/6/08: IBT haalt activisten van dak gebouw 50

SPUUG ZAT!

Op zondag 15 juni 2008, tijdens een geslaagde burgerinspectie van Kamp Zeist, hebben we kennis gemaakt met de werkwijze van het Interne Bijstands Team (IBT). Dat zijn bewakers met bivakmutsen op, met lange latten en met schilden. Het zijn de opstandonderdrukkers, het zijn degenen die je in elkaar slaan en in de isoleercel gooien. Ze worden ook wel de ME van de bajes genoemd.

Vorig jaar zagen we ze al: achter de hekken van Kamp Zeist. Toen probeerden we daar naar binnen te komen. Het was 15 september 2007. Aan de andere kant van het hek stonden ze te meppen met hun wapenstokken. Slaan naar onze handen en onze kniptangen die één van de hekken van het Fort Europa trachtten te slechten.

Enkele dagen na deze poging om Kamp Zeist binnen te komen, verschenen foto's van deze onfrisse figuren op het internet. Daar zullen ze spijt van gehad hebben, dus ditmaal waren ze gemaskerd, van het begin tot end.

Nu waren we wèl binnen de muur van Kamp Zeist gekomen en stonden op een dak. We zagen ze komen, die lui van het IBT. Maar ze konden niet zomaar bij ons. Wij stonden op een hoger gelegen gedeelte van het dak van 'gebouw 50' van Kamp Zeist. Een gebouw dat niet meer in gebruik is nu, maar ik herinner het me nog, toen ik er vorig jaar één dag zat: met vijf andere vrouwen, allen zonder papieren, in één cel.

Het was onwerkelijk te zien hoe nu de luchtplaats is ontmanteld: hekken en NATO draad, allemaal weg. Het was mooi om op dat dak te staan, geweldig dat het gelukt was daar te komen, dat we contact konden leggen met de mensen die in 'gebouw 52' zitten; mannen, vrouwen, en volgens hen ook: tenminste drie kinderen.

Tegelijk was het wrang: zij, die daar zaten, alleen maar omdat ze geen papieren hebben, die er zitten, 10 maanden, 12 maanden, die daar, en in andere deportatiecentra, bij herhaling zitten, steeds weer lange periodes, dan weer vogelvrij op straat worden gegooid, dan weer opgesloten, dan weer vogelvrij. En wij, tegenover hen, vrij om deze actie te doen, om even vastgezet te worden en dan weer vrijgelaten, vrij om een volgende actie te verzinnen. Vrij, omdat we dat papiertje hebben, dat Nederlands paspoort.

Terwijl de mensen in gebouw 52 toekeken, even machteloos als altijd, kwamen zij, die ons van dat dak moesten afhalen en ons moesten arresteren: het Interne Bijstands Team, berucht bij menig gevangene, vooral in deportatiekampen zoals dit: Kamp Zeist.

Zij formeerden eerste enige tijd een linie op het lager gelegen dak. Even later kwamen ze met een ladder, haalden eerst de groep van het andere dak, kwamen toen bij ons. Een gemaskerde man klom naar ons toe, keek ons aan en vroeg op dringende toon: “Gaan jullie meewerken?”
“We gaan even overleggen,” zeiden we, om tijd te rekken. Bij de politie wil dat wel eens lukken. Bij hen niet: “Niks ervan. We komen jullie nú halen.” zei de gemaskerde, en we wisten het: dit was menens.

Daar kwamen ze. “Op de grond. Op je knieën. Handen op je hoofd. Nú.” We keken elkaar aan, we zagen de knuppels en de schilden, en één hief zijn knuppel al op. We zouden maar beter gehoorzamen, wilden we hier niet bont en blauw vanaf komen. We deden wat ze ons opdroegen.
Nog eenmaal waagde ik het om te zwaaien naar de mensen in gebouw 52. Resoluut werd mijn hand gegrepen en op mijn hoofd gedrukt en nu vastgehouden.

Wat ze deden… Rechterhand pakken, arm strekken, boei omdoen, andere hand pakken, handen op de rug, boeien, alles vergezeld van korte bevelen. Opstaan dan. En dan die ladder. Van die ladder af. Maar hoe? “Ga je meewerken? Anders tillen wíj je geboeid van die ladder af”.
Het vooruitzicht beloofde weinig goeds, dat kon niet goed gaan, zeker niet pijnloos. Het was alweer verstandiger mee te werken. Ze deden de boeien af.
“Als je beneden komt, word je daar weer geboeid.”

Ik ging de trap af. Nauwelijks was ik halverwege of een volgend commando volgde al: “Als je beneden komt, ga je links van de ladder tegen de muur met je armen wijd. Heb je dat begrepen?”
Ik liet een kort “Ja” horen, want ze wilden steeds die bevestiging, want ánders! Want het moet snel. Het moet efficiënt. Het moet precies volgens plan. Zó, en op geen enkele andere manier.
Ik ging tegen de muur staan. Spreidde mijn armen. Maar het was niet goed genoeg. Beide armen werden resoluut beetgegrepen en horizontaal naast mijn lichaam tegen de muur gedrukt. “Armen wijd, heb ik gezegd!”
Dan de boeien weer om.

Vastgepakt door twee man. Niet zomaar vastgepakt. Nee, goed en hard en stevig. Daarbij werden mijn armen omhoog getrokken. Ze zetten ons tijdelijk in een lege zes-persoonscel in het gebouw 50. Niet voor lang. Al snel kwamen ze ons ook daar weer uithalen. Door de gang. Zijdelings door deuropeningen. Zijdelings de trap af. Op deze manier:
“Je gaat met je buik tegen de reling, zijwaarts.”
Beetgegrepen. Eén links. Eén rechts. Zijdelings, buik tegen de reling. Stapje voor stapje stevig vastgehouden naar beneden. Daar in een bus geduwd.

Na enige tijd daar één voor één weer uit. Ze pakten me opnieuw stevig beet en leidden me een ruimte binnen die vol stond met die lui, én politie. Zeker 15 man. Ik zag het al: er moest een foto van me worden gemaakt. Alleen, ik had geen zin om daaraan mee te werken. Al die intimidatie en repressie maakt me op den duur opstandig, dan kán ik niet meer gehoorzaam zijn. Dan ben ik het zat. Spuugzat.

Ik drukte mijn kin tegen mijn borst. Nog altijd geboeid stond ik daar en verrekte het. Ze werden pissig. Gingen op mijn voeten staan.
“Oh. Werk je niet mee?” Overal handen en armen en voeten. Ze grepen mijn hoofd en hielden het rechtop, ik probeerde er weer controle over te krijgen, stribbelde tegen. Daarop drukte een ander mijn keel dicht, vlak onder mijn kin. Keihard. Pijnlijk. Geen adem. Strottenhoofd naar binnen gedrukt. Ik kon niets roepen. Ik wilde geen blijk geven van pijn. Ik wilde vooral: niet toegeven, en toen kwam het: de rochel, het spuug, de klodder.

Meteen: agressie. Naar beneden gedrukt met mijn hoofd en lijf, de armen omhoog getrokken aan de boeien, een handdoek in mijn gezicht gedrukt, fouilleren, een volkomen overgeleverd zijn. Die klodder spuug bleek een daad van verzet die hard moest worden afgestraft. Vanaf dat moment zou ik alleen nog maar op die manier worden voortgeduwd en meegesleept: voorovergebogen, met de armen ver omhoog getrokken aan de strak om mijn polsen zittende boeien, tussen minstens vier gemaskerde IBT'ers in.

Terug naar de bus stopten ze nog even en trokken mijn hoofd omhoog. In een flits zag ik iemand staan met papieren in zijn handen, een foto op een pagina met tekst, een blik van herkenning, een knikje. Dan weer naar beneden gedrukt en aan de armen getrokken. Pijn in schouders en polsen en ik zag alleen nog maar de grond en de benen en de voeten onder mij en belandde aldus terug in de bus, het haar voor mijn ogen geplakt, een bordje met opschrift BS03 om mijn nek gehangen.

Even later reden de twee bussen van justitie, met voor en achter de bussen agenten op motoren met zwaailichten en loeiende sirenes over de snelweg. Wij in de bussen, we trapten tegen de deurtjes van de celcompartimenten in de bus, zo hard mogelijk, maar die dingen zijn echt stevig. Niet kapot te krijgen. Het kaartje had ik van mijn nek afgeschud en lag op de grond in de bus. Automobilisten keken de stoet die langs hen scheurde na. Wat waren dat voor criminelen, terroristen, die met vliegende vaart en loeiende sirene werden vervoerd?

Bij het cellencomplex in Houten aangekomen, bleken de IBT'ers zich nog altijd achter hun maskers te verschuilen. Ik werd als laatste uit de bus gehaald, helemaal gaar van de pijn in mijn schouders. Meteen weer naar beneden gedrukt, de armen omhoog getrokken, zo die bus uit, zo beducht voor mijn spuug. Tegen de muur, drie stappen naar voren, drie stappen naar achteren, alles nog zo voorovergebogen en geen idee waarom dat gedoe met die stappen was. Niets wordt uitgelegd. Het moet gedáán worden. Dan eindelijk die boeien af. Dat ging ook weer volgens het beproefde recept van nauwgezette commando's geven en daar bevestiging van vragen alvorens het te doen. Stapje voor stapje.

“Ik maak de rechterhand los en die doe je dan op je hoofd. Begrepen?”
“Ja..”
Boei los. Hand pakken en op het hoofd leggen en vasthouden.
“Ik maak de linkerhand los en die doe je ook op je hoofd. Begrepen?”
“Ja..”
Boei los. Hand pakken en op het hoofd leggen en vasthouden. Dat alles nog voorovergebogen.
Dan de fouillering, alweer. Of ik mijn schoenen wilde uitdoen. Nee, als ik zo word behandeld, dan kunnen jullie de pot op, dacht ik, en weigerde. Meteen weer represaille. Tegen de muur gedrukt, door vier man, en niet zomaar. Ik werd op een plek in mijn rug geduwd die zo pijnlijk was, en die me het ademen zo onmogelijk maakte, dat ik me niet meer kon verroeren. Ik moest mijn ademhaling beheersen. Niet in paniek raken. Ik ademde zo rustig mogelijk en hoog in mijn longen, had intussen het gevoel dat ik onderuit zou glijden, terwijl mijn rechtervoet was weggetrokken om de schoen uit te trekken.
“Ik val,” wist ik uit te brengen.
“Je valt niet,” wist een stem met zekerheid te zeggen, en toen was de schoen uit en zette ik snel mijn voet onder me neer, voor de andere zou worden weggetrokken.

Toen dit gedaan was, meteen weer terug voorover gedrukt en de armen omhoog. Nog even weer opgetrokken om het gebazel van een officier van justitie aan te horen, waarop ik riep dat ik mijn spullen wilde, die gedurende al het trekken en slepen en duwen van dak naar cel, van cel naar bus, van bus naar foto maken, van spuug weer de bus in, de daaropvolgende rit der staatsgevaarlijken naar het cellencomplex over de snelweg, nu de bus weer uit en hier; ik was alles kwijt, mijn rugzak, mijn buideltas, mijn pet en had geen idee waar het was gebleven.

De officier gaf geen antwoord. Alleen dat het wel terecht zou komen. Opnieuw werd ik naar beneden gedrukt en werden mijn armen omhoog getrokken, weer die pijn in mijn schouders. Uitgeput werd ik in een cel gegooid en trof daar mijn mede activisten.

Waarom dit alles gebeurde? Omdat ik het spuugzat ben. Spuugzat ben ik dat beleid dat uitbuit en opsluit. Spuugzat de manier waarop mensen als wegwerpartikelen worden behandeld. Ik zelf ben weer vrij na deze confrontatie met de uitvoerders van die macht, maar zij daarbinnen, zij ontsnappen nooit daaraan. En ook dat ben ik: SPUUGzat.

Tijdens het verhoor kreeg ik te horen dat ik een agent vol in het gezicht had geraakt. “Hij voelt zich beledigd en maakt proces verbaal op.”
Ik schoot bijna in de lach. Beledigd... De Europese immigratiepolitiek is beledigend, het voortdurende schofferen, criminaliseren en demoniseren van hele bevolkingsgroepen omdat ze geen papiertje hebben dat zegt uit welk land ze komen, dat zegt dat ze het recht hebben om ergens wel of niet te zijn, dát is beledigend.

Laat de agent maar proces verbaal opmaken. Laat ze me maar vervolgen voor belediging. Dan zal ik in de rechtszaal eens komen vertellen wie de werkelijke beledigers zijn!

Joke Kaviaar, 17 juni 2008.

- Verslag van deze aktie op 15 juni 2008
- Verslag van een kort verblijf in Kamp Zeist, nov. 2007
- Meer over het IBT, plus persoonlijk verslag van mede-activiste
- Brief van Albayrak, n.a.v. Nova uitzending over mishandelingen van mensen zonder papieren in detentiecentra, ook m.b.t. de rol van het IBT


Kamp Zeist, 15/6/08: Het is gelukt!